Een getal wordt als deelbaar door een ander getal beschouwd als de rest van de deling ertussen gelijk is aan nul. We zullen de kennis van deelbaarheid gebruiken om dit mogelijk te maken.
Deelbaarheid door 1: elk getal is deelbaar door 1.
Deelbaarheid door 2: elk even getal is deelbaar door 2, dat wil zeggen, alle getallen eindigend op 0, 2, 4, 6 en 8. Voorbeeld: 12 ÷ 2 = 6
Deelbaarheid door 3: elk getal is deelbaar door 3 als de som van de cijfers een getal vormt dat deelbaar is door 3. Voorbeeld: 66 ÷ 3 = 22, als 6 + 6 = 12.
Deelbaarheid door 4: als de laatste twee cijfers van een getal deelbaar zijn door 4, dan is het getal deelbaar door 4. Om te zien of de laatste twee cijfers een getal vormen dat deelbaar is door 4, controleer je eenvoudig of het getal even is en de helft ervan overblijft paar. Getallen met nul op de laatste twee plaatsen zijn ook deelbaar door 4. Voorbeelden: 288 ÷ 4 = 72, 88 is even en de helft ervan zal even zijn. 100 ÷ 4 = 25, aangezien de laatste en voorlaatste plaats het cijfer 0 heeft.
Deelbaarheid door 5: elk getal dat eindigt op 0 of 5 is deelbaar door 5. Voorbeeld: 10 ÷ 5 = 2.
Deelbaarheid door 6: bestaat uit alle getallen die tegelijkertijd door 2 en 3 deelbaar zijn. Voorbeeld: 42 ÷ 6 = 7, aangezien 42 ÷ 2 = 21 en 42 ÷ 3 = 14
Deelbaarheid door 7: verdubbel het cijfer van de eenheid en trek dit af van de rest van het getal. Als het resultaat deelbaar is door 7, is het getal deelbaar door 7. Voorbeeld:
203 ÷ 7 = 29, aangezien 2 x 3 = 6 en 20 – 6 = 14.
Deelbaarheid door 8: elk getal is deelbaar door 8 als het eindigt op 000, of de laatste 3 getallen zijn deelbaar door 8. Voorbeeld: 1000 ÷ 8 = 125,
1208 ÷ 8 = 151.
Deelbaarheid door 9: elk getal waarvan de som van de cijfers een getal vormt dat een veelvoud is van 9. Voorbeeld: 90 ÷ 9 = 10, als 9 + 0 = 9.
Deelbaarheid door 10: elk getal dat eindigt op 0 is deelbaar door 10. Voorbeeld: 100 ÷10 = 10.
Deelbaarheid door 11: elk getal is deelbaar door 11 in situaties waarin het verschil tussen het laatste cijfer en het getal gevormd door de andere cijfers, achtereenvolgens totdat een getal met 2 cijfers overblijft, resulteert in een veelvoud van 11. In de regel is dit het meest direct , alle dubbele tientallen (11, 22, 33, 5555, etc.) zijn veelvouden van 11. Voorbeeld: 1342 ÷ 11 = 122, aangezien 134 – 2 = 132 → 13 – 2 = 11.
Deelbaarheid door 12: dit zijn getallen die deelbaar zijn door 3 en 4. Voorbeelden: 276 ÷ 12 = 23, zoals 276 ÷ 3 = 92 en 276 ÷ 4 = 69.